(Gepubliceerd in kunsttijdschrift Pandora januari 2019)
Op 11 september 2006 verscheen mijn tweede roman ‘Duizend levens’, samen met de herdruk van mijn eerste boek ‘Caravaggio, het genie van Rome’. Niet toevallig, die datum. ‘Duizend levens’ was ontstaan uit een onbestemd gevoel dat mij al bezighield sinds de aanslagen op de Twin Towers in 2001. Daarna, tijdens onderzoek voor mijn volgende boek, kwam ik die datum steeds weer tegen. Ook in de zestiende eeuw in Italië. Op een gegeven moment stapelden de toevalligheden zich op en besloot ik er een roman over te schrijven. Eigenlijk kon ik niet anders.
‘Duizend levens’ is voor de lezer die open staat voor het bovennatuurlijke. Die zich kan voorstellen dat er meer is dan de alledaagse wereld om hem heen. Wie heeft zich niet ooit bezig gehouden met vragen waar geen antwoorden op zijn? Waar eindigt het heelal? Waar is de oorsprong van het leven en waar houdt het op? Het zijn vragen die de mensheid zich altijd heeft gesteld. Soms beantwoord door religies. Door blindelings te geloven in een god die oplossingen geeft. Anderen zoeken het in de esoterie. Een begrip dat wel wordt uitgelegd als: ‘Een leer die stelt dat er meer op aarde is dan we kunnen verklaren middels de bestaande natuurwetten.’
Beatrice
Toen ik onderzoek deed voor mijn roman over de Italiaanse schilder Caravaggio, las ik dat hij vermoedelijk aanwezig was bij de onthoofding van de jonge vrouw Beatrice Cenci. Hij zou het beeld van die publieke onthoofding op piazza Sant’ Angelo in Rome gebruikt hebben voor zijn schilderij van Judith en Holofernus. Judith hakt daarop, met een ferme slag van haar zwaard, het hoofd van de romp van haar belager af. Het bloed spuit als een rood fontein over de lakens.
De geschiedenis van de mooie Beatrice is een aangrijpend, waar gebeurd verhaal. Ze was jarenlang opgesloten en misbruikt door haar adellijke vader, Conte Francesco Cenci. Op een dag lukte het haar om hem samen met een knecht van het balkon te duwen. De graaf overleed. Helaas werden in het kasteel waar ze opgesloten zat, de bebloede lakens gevonden en Beatrice werd beschuldigd van moord. Dit alles vond plaats op 11 september 1598. Precies een jaar later, op 11 september 1599 werd ze onthoofd. In 2001, weer op 11 september, wist ik waar mijn volgende boek over zou gaan. Het was voor mijn gevoel allemaal té toevallig.
Ik ging graven in de geschiedenis. Het proces van Beatrice was uitvoerig opgetekend. De paus, Clemente VIII, wilde destijds een daad stellen en beval haar onthoofding. Heel Rome smeekte om gratie, maar de paus gaf niet toe. Beatrice, ze was toen 21, werd zelfs gemarteld om alle details boven water te krijgen. Bij haar terechtstelling stond de bevolking overal langs de Tiber en bij het schavot voor de gevangenis Tor di Nona (De Engelenburcht), om te zien hoe haar hoofd werd afgeslagen. Om haar hoofd had ze een witte doek gewikkeld die ze waardig droeg, als een kroon.
Het toeval hield daar niet op. Drie maanden na de onthoofding van Beatrice werd vlakbij in een kerk – de Santa Cecilia in Trastevere – een cederhouten kistje opgegraven. Het was een ongelofelijke vondst, in het kistje lag het lichaam van de heilige Cecilia, dat al eeuwen vermist was. Het lichaam was prima geconserveerd en volledig in tact. Om het hoofd van Cecilia was een doek gewikkeld. Cecilia was in 230 onthoofd omdat ze christen was. In haar hals waren de bijlslagen nog te zien. Het volk zag er een teken in en de paus kreeg het erg moeilijk in die dagen. De beeldhouwer Stefano Maderno maakte een prachtig marmeren beeld van Cecilia, dat in de kerk waar ze herbegraven werd, nu nog steeds te zien is. Ze is afgebeeld, precies zoals ze toen gevonden werd. Guido Reni schilderde een ontroerend mooi portretje van Beatrice. Naar men zegt, op de dag van haar onthoofding. Wat later schilderde hij ook het portret van Santa Cecilia. Allebei de jonge vrouwen dragen daarop een witte hoofddoek.
Voor mij persoonlijk gaat het verhaal nog verder. Mijn goede vriend, forensisch patholoog professor George Maat (u misschien nog bekend van de kwestie met minister van der Steur en de MH17) was op het moment dat mijn boek uitkwam, ‘toevallig’ bezig met onderzoek naar de oorspronkelijke begraafplaats van Santa Cecilia in de catacomben van Callisto. Ik wist daar op dat moment niets van. Het is dezelfde professor die mij op een gegeven moment een verhaal vertelde van een kroonluchter die neerstortte, precies op de plaats van het graf van een koninklijke schedel, waar hij onderzoek naar deed. Heiligschennis! Dat verhaal heb ik weer gebruikt in het begin van ‘Duizend levens’, waar kardinaal Emilio Sfondrati graaft naar het kistje van Cecilia.
‘Duizend levens’ is een leescircus’, schrijft mijn uitgever. Het klopt inderdaad dat er verschillende verhaallijnen zijn, maar uiteindelijk valt alles op zijn plaats. Op 11 september 2001.